Dit vroegen we aan André van der Wiel, onze open data kunstenaar, bekend op twitter als @Scapeler.

Het werkt ongeveer zo:

Per cel van 250x250m in het plattegrond grid van Eindhoven wordt berekend wat de meetwaarde is. Dat doet het proces door vanuit het middelpunt van de cel om zich heen te kijken of er airboxen binnen een bepaalde straal voorkomen. Zijn er een of meer airboxen dan wordt een gemiddelde berekend. Zijn er geen airboxen dan wordt de straal of cirkel vergroot. Dat gaat in de volgende stappen: 0-500m, 500-1000m, 1000-1500m en 1500-2000m, (experimenten met 2000-4000m).

Dus als er geen airbox binnen de maximale straal wordt gevonden zal er voor die cel ook geen waarde vastgesteld worden. De cel wordt dan uiteindelijk niet zichtbaar. Is er wel een waarde dan zie je een kleur zoals blauw. De legenda geeft de waarde/kleur relatie aan. Na de berekening per cel worden de cellen die een zelfde waarde hebben nog bij elkaar gevoegd in één geometrie, dus een groot vlak. De cellen die geen waarde hebben krijgen ook geen geometrie dus waar je geen kleur ziet is het ‘leeg’, geen waarde gemeten.

De ‘bollen’ van het “ijsje” ontstaan dus door de maximale cirkel werking vanuit het punt van een airbox. Op de grensvlakken zie je een vermenging van airbox waarden.  Aan de buitenkant zijn dus altijd grote bollen waarneembaar en betekent ook een groter gebied en dus een grotere onnauwkeurigheid. Des te meer airboxen, des te kleiner de bollen, des te groter de nauwkeurigheid.

Voorbeeld:
image

In dit plaatje zie je het verschil in airboxen ahv de kleur van de markers.
Blauw = NO2
Paars = UFP
Donker paars = NO2+UFP
Groen is de standaard airbox zonder NO2 en UFP.

Je ziet nu duidelijk van welke 4 plekken/airboxen de NO2-‘bollen’ afkomstig zijn. De 5e NO2 staat in Helmond.

image

Zo ziet een NO2 weergave er uit na de berekeningen.