Gedurende enkele jaren meet AiREAS luchtkwaliteit en geluid in verschillende gebieden in en om de regio Eindhoven. Nu ook met verschillende leveranciers. Dit loopt vooruit op een regionaal netwerk dat als ruggengraat dient voor het ontwikkelen van inzichten waaraan zowel beleid als participatie kan worden ontleend.

Er wordt gemeten op twee manieren. Met vaste opstellingen en met draagbare kastjes. De meetinstrumenten worden gemaakt door verschillende partners uit het AiREAS netwerk. Recent zijn de verschillende sensoren en data naast elkaar gelegd. Er blijken grote verschillen te zijn in de waarden. Die zijn niet gemakkelijk te verklaren. Je zou denken dat het tellen van minuscule deeltjes voor elke sensor gelijk is. Dat in ieder geval vergelijkbare waarden te zien zijn onder “dezelfde omstandigheden”.

Dat blijkt niet het geval. Waarom niet? En wat kunnen we eraan doen?

Met de leveranciers kwamen we er (nog) niet uit. Zij beweren natuurlijk dat hun metingen en sensoren gewoon voldoen. De meekijkende burgerparticipatie zegt dat ze het niet snapt en wil duidelijkheid.

Met dank aan onafhankelijke partner Scapeler hebben we kunnen kijken naar dit fenomeen.

Scapeler heeft 8 maanden lang verschillende sensoren naast elkaar uitgetest, in samenwerking met iemand van DCMR uit Rotterdam. Het vergelijken ging over de sensoren zelf, niet de toegevoegde waarde die verschillende leveranciers creëren door de sensor in een kastje met allerlei extra’s te plaatsen. De resultaten worden binnenkort gepubliceerd. De aanpak van het Visiblis project is te zien via de site van Scapeler.

Conclusie is dat sensoren verschillende werking, structuur en toepassing hebben. Daardoor tonen ze ook verschillen als ze in vergelijkbare opstelling meten. Door hier inzichten in te krijgen kunnen ze op elkaar afgesteld worden zodat de gegevens in vergelijking bruikbaar zijn. Dit dient wel met kennis van zaken te gebeuren. En door samenwerking tussen de leveranciers. Toch blijven het relatieve meetwaarden die het absolute misschien benaderen maar er geen garantie voor kunnen geven. Dat komt door de vele factoren die de omgeving, de sensoren, de technieken en omstandigheden beïnvloeden.

We hebben ter plekke de twee meest relevante sensoren uit elkaar gehaald, die in de regio Eindhoven worden gebruikt.

Dan kunnen we inzoemen op één van de sensor technieken en kijken a) hoe het werkt en b) wat er allemaal “fout” kan gaan. Als we dát eenmaal snappen, voor elke versie en fabrikant, dan kunnen we kijken naar de sensoren onderling.

Deze sensor in de foto bestaat uit een laser (1). Deze richt de straal op een luchtinlaat, de kruising met oranje streepje van de twee kleuren groen (4). De lucht wordt ingezogen door een ventilator (3). Het licht van de laser wordt uit elkaar gestrooid door de vele deeltjes in de lucht en waar het tegenaan botst. Die wirwar van terugkaatsende lichtstraaltjes wordt “gezien” door een soort raampje (2) waarachter electronica zit verbonden die de tellingen verricht. Dat wordt dan als data ergens heen gestuurd.

Allemaal slim natuurlijk. De andere sensor werkt in principe hetzelfde, alleen is de structuur ervan geheel anders. De laser, de inlaat, de ventilator en het raampje lijken grotendeels hetzelfde maar de onderlinge verhoudingen zijn anders samengesteld. Daardoor telt ie gewoon net op een wat andere manier. De invloed van luchtvochtigheid en temperatuur bijvoorbeeld doet hierin veel. Maar vanuit die waarden en associatie onderling, kan een kalibatie algoritme gemaakt worden waardoor de metingen wel vergelijkbaar worden.

Deze onderlinge afstemming ontbreekt nog in de projecten van AiREAS maar daar wordt aan gewerkt. Het Scapeler onderzoek met DCMR geeft aanwijzingen voor het correctie algoritme. De verschillende leveranciers werken al samen.

Dit alles gaat uit van goed werkende sensoren. Dat moet eerst getest zijn voordat we met de kalibratie discussie beginnen. Sensoren en componenten verslijten na verloop van tijd (na 1 jaar zijn ze vaak al aan vervanging toe). Als de laser ineens een bredere straal geeft bijvoorbeeld dan zullen er geheel andere resultaten te zien zijn. Als het kijkraampje door stof of iets anders vervuild raakt, ook. De ventilator kan nukken vertonen die alles beïnvloeden.

En als de sensoren niet het probleem zijn dan is het weer, het klimaat, de menselijke interpretatie of weer wat anders dat stoorzender wordt. Meten is dus Zweten.

In een volgende blog kijken we naar onze eigen bijdrage aan luchtvervuiling. Als we daar nu eens aandacht aan besteden, door onze eigen vervuiling te minderen? Dan hoeven we niet zoveel tijd te stoppen in discussies over meten maar vooral in het samen oplossen van onze gezondheid en gezonde leefomgeving. Maar dát is een uitdaging op zich.